Bijvoeglijk naamwoord
We gaan het hebben over bijvoeglijk naamwoorden (adjectives). Tijdens the luister opdracht waren bijvoeglijk naamwoorden gebruikt om meer informatie te geven en het gesprek meer levend te maken. Bijvoorbeeld in de introductie werd gezegd: "More on this massive national manhunt."
Dus in deze deel gaan we leren wat ze zijn en hoe we ze kunnen gebruiken.
Introductie bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)
Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord.
Je kunt het bijvoeglijk naamwoord vinden door vragen te stellen zoals:
1. Wat voor soort?
2. Welke?
3. Hoeveel?
5. Hoe?

The blue jacket is mine.
De blauwe jas is van mij.

I threw away those two old shoes.
Ik heb die twee oude schoenen weggegooid.

That man is tall.
Die man is lang.
Plaats van een bijvoeglijk naamwoord
Ze kunnen op twee manieren worden gebruikt:
voor zelfstandige naamwoorden
na werkwoorden zoals:
to be, to feel, to look, to seem, to appear, sound, smell, taste
- The pink jacket is mine.
- I gave away my two old sneakers.
- Margot wore a beautiful hat to the pie-eating contest.
- My cake should have sixteen candles.
- The scariest villain of all time is Darth Vader.
to be, feel
- I am sick.
- I feel nauseous.
look, seem, appear
- He looks alright.
- He seems OK.
- He appears fine.
sound, smell, taste
- That band sounds terrible.
- It smells horrendous.
- His cooking tastes horrid.
Activity 5.1
Nu jouw beurt:
Schrijf over en onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden in de zin:
Gebruik activity 5.1 scaffold
- I love that really big old green antique car that is always parked at the end of the street.
- My sister has a beautiful big white bulldog.
- A wonderful old Italian clock.
- A big square blue box.
- A disgusting pink plastic ornament.
- Some new slim French trousers.
- My small new red sleeping bag.
- I bought a pair of black leather shoes.
-
I am very sad.
-
He looks amazing.
-
That band sounds ludicrous.