Vragen met "to do"


Wat zijn hulpwerkwoorden?

Hulpwerkwoorden zijn woorden die andere werkwoorden helpen om een tijd te vormen, om gesloten vragen te stellen of om te ontkennen. Er zijn ongeveer dertien: to be, to do, to have, can, could, will, shall, would, should, may, might, must en ought to.

 

Hoe maak je vragen in Engels?

  1. Het eerste dat je moet weten is dat je hulpwerkwoorden nodig hebt om vragen te stellen.
  2. Als je een bevestigende zin hebt, kijk je of er een hulpwerkwoord in de zin staat, zo ja dan zet je die vooraan en de zin is klaar!   

 

Bijvoorbeeld:

Bevestigende zin                                                                     Vraagzin

He is playing soccer. (Hij is aan het voetballen.)                    Is he playing soccer?  (Is hij aan het voetballen?)

They can swim. (Zij kunnen zwemmen.)                                 Can they swim?          (Kunnen zij zwemmen?) 


Tegenwoordige Tijd

Wat doe je als er geen hulpwerkwoord in de vraagzin staat?

Staat er geen hulpwerkwoord in de zin? Dan moet je in de tegenwoordige tijd het hulpwerkwoord "do" of "does" toevoegen.

 

Bevestigende zin                                                                            Vraagzin

She walks to school.          (Zij loopt naar school.)                            Does she walk to school?             (Loopt zij naar school?)

I play soccer on Mondays. (Ik voetbal op maandagen.)                    Do I play soccer on Mondays?    (Voetbal ik op maandagen?)

 

Tip!

Bij he, she, it gebruik je does.

Bij I, you, we, they gebruik je do.


Verleden Tijd


Wat doe je als er geen hulpwerkwoord in de vraagzin staat?

Voor een zin in de verleden tijd zet je "did" vooraan en je zin is klaar. Belangrijk om te weten is dat "does" en "did" gewoon vormen van het werkwoord "to do" zijn.


Bijvoorbeeld

 

Bevestigende zin                                                                           Vraagzin

She walked to school. (Zij liep naar school.)                                 Did she walk to school? (Liep zij naar school?)

I played soccer. (Ik voetbalde.)                                                      Did play soccer? (Voetbalde ik?)

 

Tip!

Bij I, you, he, she, it, we, you, they gebruik je did.


Opdracht: Vragen met "do" 

Beantwoord de vragen in een woord document en inleveren via magister Elo-opdrachten

  1. Hoeveel hulpwerwoorden zijn er?
  2. Wanneer gebruik je de vormen van do in een zin als hulpwerkwoord?
  3. Wat is de verleden tijds vorm van do?
  4. Moet je de hele werkwoord samen met de vormen van do in de zin gebruiken?
  5. Wat is de volgorde van de vraagzin?
  6. Bedenk een vraag zin met de verleden tijds vorm van do en schrijf het


Supplementary Stuff